Veiligheid in het verkeer

vrnrBepaal de versnelling in de volgende v-t diagrammen.
afbeelding


vrnrEen voorwerp voert een eenparig versnelde beweging uit met een versnelling a = 2 m/s2.
De beginsnelheid is v0 = 4 m/s.
a.Teken het v-t diagram, ga tot t = 6 s.
b.Bereken de snelheid v5 na 5 s.


vrnrEen automobilist rijdt met een snelheid van 20 m/s en wil zo snel mogelijk een snelheid bereiken van 32 m/s. De auto krijgt een eenparige versnelling en bereikt na 15 s zijn eindsnelheid.
a.Bereken de grootte van de versnelling.
b.Bereken de beginsnelheid en de eindsnelheid in de eenheid km/h.


vrnrEen motorfiets heeft een snelheid van 72 km/h en voert een eenparig vesnelde beweging uit met een versnelling van 0,75 m/s2.
Bereken na hoeveel tijd zijn snelheid 90 km/h bedraagt.


vrnrVan twee bewegende voorwerpen P en Q is in een diagram de snelheid v tegen de tijd t uitgezet.
afbeelding
a.Bepaal de versnelling van voorwerp P en de versnelling van voorwerp Q.
b.Bepaal van beide voorwerpen de snelheid na 2 s.
c.Wat is de betekenis van het snijpunt van de twee grafieken?


vrnrEen voorwerp voert een eenparig versnelde beweging uit. De beginsnelheid is v0 m/s. De versnelling a = 4 m/s2. Na 5 s heeft het voorwerp een snelheid van 70 m/s.
a.Bereken v0.
b.Teken voor de periode van t = 0 s tot t = 5 s het v-t diagram.


vrnrEen voorwerp voert een eenparig vertraagde beweging uit met een vertraging a = 3 m/s2.
De beginsnelheid v0 = 15 m/s.
a.Teken het v-t diagram voor de periode van t = 0 tot t = 4 s.
b.Bereken de snelheid na 4 s.
b.Na welke tijd is het voorwerp tot stilstand gekomen?


vrnrEen trein heeft een snelheid van 48 m/s en moet met een eenparige vertraging tot stilstand komen. De tijd die hiervoor nodig is bedraagt 16 seconden.
Bereken de optredende vertraging a.


vrnrDe snelheid van een auto wordt eenparig vertraagd van 108 km/h tot 72 km/h.
De tijd die hiervoor nodig is bedraagt 5 s.
Bereken de vertraging van de auto.


vrnrEen brommer heeft een snelheid van 12 m/s en krijgt een vertraging van 3 m/s2.
Bereken de tijd die nodig is voor het remmen.


blz26In de volgende diagrammen is de snelheid v van een voorwerp uitgezet tegen de tijd t.
afbeelding
vrnrBereken voor elk diagram:
a.de afgelegde afstand.
b.de gemiddelde snelheid.


blz27Een voorwerp heeft een snelheid van 8 m/s en krijgt op het tijdstip t = 0 s een versnelling van 3 m/s2. De beweging duurt dan nog 5 seconden.
a.Bereken de snelheid na 5 seconden.
b.Teken het v-t diagram.
c.Bereken de afgelegde afstand in deze 5 s.
d.Bereken uit het v-t diagram de gemiddelde snelheid vgem in deze 5 s.
e.Bereken de afgelegde afstand na 5 s met behulp van de gemiddelde snelheid.


blz27Een voorwerp voert een eenparig versnelde beweging uit mer een versnelling a = 3 m/s2.
De beginsnelheid v0 = 2 m/s.
Hoe groot is de afgelegde weg na 4 s?


blz27Bereken met behulp van het getekende v-t diagram:
afbeelding
a.de versnelling van het voorwerp.
b.de afgelegde afstand na 10 s.


blz27Een voorwerp heeft een beginsnelheid van 6 m/s. Het voorwerp krijgt een constante versnelling, waardoor zijn snelheid na 4 seconden 14 m/s bedraagt.
Bereken de afgelegde afstand in deze 4 s.


blz27Een voorwerp voert een eenparig versnelde beweging uit. De beginsnelheid is v0 m/s. De versnelling a = 4 m/s2. Na 5 s heeft het voorwerp een snelheid van 70 m/s.
a.Bereken v0.
b.Teken voor de periode van t = 0 tot t = 5 het v-t diagram.
c.Hoe groot is de afstand die het voorwerp in 5 s aflegt?


blz29Van een eenparig vertraagde beweging is het getekende v-t diagram gegeven.
afbeelding
a.Hoe kun je aan het diagram zien dat de beweging vertraagd is?
b.Hoe kun je aan het diagram zien dat de beweging eenparig vertraagd is?
c.Welke afstand is in 3 s afgelegd?


blz29Een voorwerp heeft een snelheid van 18 m/s en krijgt een vertraging van 3 m/s2, totdat het voorwerp stil staat.
Bereken de remweg.


blz29Een auto vermindert in 5 seconden zijn snelheid eenparig van 90 km/h tot 45 km/h.
a.Bereken de vertraging.
b.Bereken de afgelegde afstand tijdens het afremmen.
vrnrDirect hierna wordt de snelheid eenparig vertraagd tot 9 km/h. Hiervoor is 2,5 s nodig.
a.Bereken de afgelegde weg in deze remperiose.
b.Bereken de gemiddelde snelheid van de auto gedurende de remperiode van 90 km/h tot 9 km/h.


vrnrJacqueline gaat tijdens het fietsen harder trappen. Zij krijgt een versnelling van 2,00 m/s2. Jacqueline en haar fiets hebben samen een massa van 55,0 kg.
Hoe groot is de nettokracht op Jacqueline en haar fiets?


vrnrNoor rijdt op haar brommer en moet plotseling remmen. Tijdens het remmen is er een nettokracht van 712 N tegen de rijrichting in.
De brommer krijgt een vertraging van 5,48 m/s2.
a.Bereken de totale massa van Noor en haar brommer.
b.Hoe groot is de vertraging als Noor haar vriendje, die een massa van 60,0 kg heeft, achterop meeneemt?


vrnrEen formule 1-wagen heeft een massa m = 750 kg.
Het raceteam wil met deze wagen een versnelling van 15,0 m/s2 behalen.
De ingenieurs besluiten er een motor in te zetten die een nettokracht van 11,3 x 103 N kan leveren.
Laat met een berekening zien of dit een goede beslissing is.


vrnrBereken de zwaartekracht
a.op een fiets met een massa van 8,9 kg.
b.op een suikerklontje van 2 gram.
c.op een massastuk met een massa van 50 g.


vrnrOp een auto werkt een zwaartekracht FZ = 7,6 x 103 N.
Bereken de massa van deze auto.


vrnrOm de valversnelling op de maan te bepalen, hangen maanonderzoekers een massastuk van 200 g aan een krachtmeter. De krachtmeter wijst dan 0,32 N aan.
Bereken de valversnelling op de maan.


vrnrEen steen valt van een toren en bereikt na 6,0 seconden de grond.
Bereken:
a.de snelheid waarmee de steen de grond treft.
b.de gemiddelde snelheid tijdens de val.
c.de hoogte van de toren.


vrnrEen autobesturder wil zijn snelheid van 80 km/h verhogen tot 100 km/h.
Hij geeft gas, waardoor de auto een versnelling van 1,2 m/s2 krijgt.
a.Reken de beginsnelheid om in m/s.
b.Reken de eindsnelheid om in m/s.
c.In hoeveel seconden is die 100 km/h bereikt?


vrnrHet v,t-diagram hiernaast gaat over een wielrenner die afremt.
ov072
a.Bereken de gemiddelde snelheid van de fietser tijdens het afremmen.
b.Hoeveel meter left deze fietser tijdens her temmen af?
c.Laat door een berekening zien dat de afgelegde weg tijdens het remmen gelijk is aan de oppervlakte onder het grafiek.


vrnrEen scooter trekt vanuit stilstand op emt een versnelling 2,0 m/s2.
a.Teken het v,t-diagram voor deze beweging tijdend de eerste 4 seconden.
b.Maak een tabel voor die 4 seconden. Zet hierin de tijd, de gemiddelde snelheid en de afgelegde weg.
b.Teken het s,t-diagram met behulp van de tabel uit opgave b.


vrnrEen rupsvoertuig van 12 000 kg wordt met een hijskraan 5 m omhoog gehesen.
Hoeveel arbeid moet die kraan hiervoor minstens verrichten?
ov081


vrnrEen stuwmeer bevat 5 000 000 m3 water.
Het water valt in een rivier 60 m lager.
a.Bereken de massa van het water in het stuwmeer.
b.Hoeveel arbeid levert het water als het hele meer leegloopt?


vrnrEen vuurpijl heeft een massa van 50 g.
Hoeveel arbeid levert de kruitlading als de vuurpijl 20 m hoog gaat?


vrnrEen parachutist laat zich op een hoogte van 800 m uit een luchtballon vallen. De parachutist heeft met zijn bepakking een massa van 85 kg.
Bereken de snelheid waarmee hij op de grond zou komen als de parachute niet open gaat en er geen luchtweerstand zou zijn.


vrnrEsther, haar kind en haar fiets hebben samen een massa van 87 kg. Ze rijdt vanuit stilstand zonder trappen of remmen een helling af naar een fietstunneltje dat 5,0 m lager ligt.
Hoe groot is de snelheid waarmee ze het tunneltje inrijdt?


vrnrEen auto heeft samen met zijn lading een massa van 1050 kg. De auto rijdt met een snelheid van 90 km/h. De auto remt en komt in 37,5 m tot stilstand.
Bereken de benodigde remkracht.


vrnrRowanne heeft een massa van 50,0 kg en rijdt op een fiets met een massa van 10,0 kg. Ze heeft een snelheid van 9,0 km/h en remt tot ze stilstaat.
Haar remkracht is 400 N.
a.Bereken haar remweg.
b.Bereken haar remweg als ze tweemaal zo snel zou rijden.
c.Vul in: uit a. en b. volgt dat bij verdubbeling van de snelheid de remweg ... maal zo groot wordt.


vrnra.Wat is het verschil in constructie tussen een bestelbusje en een taxibusje?
b.Waarom is het verboden om passagiers in de laadruimte van een bestelbusje te vervoeren?


vrnrRoel raakt met zijn scooter in een slip en knalt met een snelheid van 10 km/h met zijn hoofd tegen de straat. Hij draagt geen valhelm.
Roel heeft een massa van 60 kg. Zijn schedel wordt dan 2 mm ingedrukt.
a.Leg uit dan geldt: F * s = ½ * m * v2
b.Bereken de kracht die bjij deze val op zijn hoofd werkt.
c.Bereken de kracht op Roels hoofd als hij een valhelm had gedragen die bij de val 3,0 cm wordt ingedrukt.


vrnrJe trekt met je scooter op van 20 km/h naar 40 km/h. Jij en je scooter hebben samen een massa van 90 kg.
Hoe groot is de arbeid die je motor hiervoor moet leveren?


vrnrEen auto met inzittenden heeft een massa van 1050 kg en een maximale remkracht van 8,0 kN.
In hoeveel meter kom je met deze remkracht van 100 km/h naar 80 km/h?


vrnrBij een prof over beweging wordt een luchtkussenbaan gebruikt.
Een voorwerp dat over een luchtkussen beweegt, ondervindt geen wrijving.
ov074
vrnrBlokje P (m = 0,30 kg) op de luchtkussenbaan is met een touwtje verbonden met blokje Q (m = 0,10 kg) dat over een katrol hangt. Zie tekening.
Als P wordt losgelaten, gaan P en Q bewegen.
a.Bereken de aandrijvende kracht.
b.Bereken de totale massa die in beweging komt.
c.Bereken de versnelling van P en Q.


vrnrEen tv valt zonder beginsnelheid van een balkon. Na 7,0 s komt de tv op de grond terecht.
a.Bereken de snelheid waarmee de tv de grond raakt.
b.Bereken de gemiddelde snelheid van de tv tijdens de val.
c.Bereken de hoogte van het balkon.


vrnrEen auto gaat tweemaal zo snel rijden. Leg uit hoe de kracht op de inzittenden verandert.


vrnrEen meteoriet met een massa van 1,0 gram beweegt door ons zonnestelsel met een enorme snelheid van 40 km/s.
a.Bereken de bewegingsenergie van deze meteoriet.
De meteoriet komt in de dampkring van de aarde en ondervindt daar luchtweerstand. De meteoriet wordt daardoor sterk afgeremd.
Je ziet dan een lichtspoor langs de hemel, dat vaak een vallende ster wordt genoemd.
ov095
b.In welke energievorm wordt de bewegingsenergie van de meteoriet omgezet?
Het lichtspoor in de dampkring is 30 km lang.
c.Bereken de gemiddelde wrijvingskracht die op de meteoriet werkt.
Tijdens de val door de dampkring wordt de meteoriet zó heet, dat hij smelt en verdampt.
d.Door welke twee oorzaken is de wrijvingskracht op de meteoriet niet constant?


vrnrIn de tekeningen hierna zie je een auto vóór en na een botsing. De auto heeft een massa van 840 kg en botste met een snelheid van 72 km/h tegen de muur. De auto legt tijdens het botsen nog een afstand van 0,80 m af.
ov077
a.Hoe groot was de gemiddelde snelheid tijdens de botsing?
b.Bereken de gemiddelde kracht die de muur op de auto heeft uitgeoefend.
c.Bereken met a = snelheidsverandering / tijd de vertraging van de auto tijdens de botsing.
vrnrIn de auto zat een passagier met een massa van 80 kg. Ook op deze passagier werkte de vertraging die je in c. berekend hebt. Als je het antwoord in c. niet gevonden hbt, mag je aannemen: a = 250 m/s2.
d.Bereken de kracht die tijdens de botsing op de passagier werkt.
e.Hoeveel maal zijn lichaamsgewicht is dit?


vrnrTijdens een cicusact stapt Rob van een verhoging af en komt neer op een plank. Hierdoor wordt Albert omhoog geschoten. Zie de figuur.
ov070
vrnrRob heeft een massa van 90 kg. Verwaarloos de invloed van de wrijving.
a.Bereken de snelheid van Rob op het moment dat hij op de plank terechtkomt.
vrnrAlbert is veel lichter dan Rob,
b.Leg uit wat dit voor gevolg heeft voor de hoogte die Albert bereikt. Gebruik in je uitleg het begrip energie.


vrnrVoor de stopafstand geldt de formule:
stopafstand = v * t + (½ * m * v2) / F
a.Geef de betekenis van alle symbolen in de formule.
b.Leg uit welke term in het rechterlid de reactieafstand voorstelt.
c.Leg uit welke term in het rechterlid de remweg voorstelt.
Een auto heeft met bestuurder een totale massa van 800 kg. Bij een snelheid van 120 km/h moet de automobilist remmen. Tijdens her remmen werkt op de auto een remkracht van 4 000 N.
Er bestaat een vuistregel: de stopafstand in meter is gelijk aan de beginsnelheid in km/h.
Je gaat met de formule voor de gegeven situatie controleren of deze vuistregel klopt.
d.Maak van de situatie een tekening waarin je alle gegevens zet.
e.Schrijf je plan op hoe je deze vuistregel gaat controleren.
f.Voer die controle met gebruik van de formule uit.
g.Leg uit dat je ook zonder die formule kunt inzien dat de vuistregel niet opgaat.


vrnrNeem over en reken om:
10m/s = ............ km/h
25m/s = ............ km/h
0km/h = ............ m/s
100km/h = ............ m/s


vrnrLaat met een berekening zien dat 1 m/s = 3,6 km/h.


vrnrEen vliegtuig vliegt van Schiphol naar Barcelona (1925 km) met een gemiddelde snelheid van 700 km/h.
a.Hoe lang duurt deze vlucht?
b.Het antwoord op a komt neer op ... uur en ... minuten.


vrnrEen hardloper loopt 4 km met een snelheid van 8 km/h. Daarna loopt hij nog 1 kilometer met een snelheid van 6 km/h.
a.Bereken de totale tijd die hij loopt.
b.Bereken zijn gemiddelde snelheid over 5 km.
c.Leg uit dat de gemiddelde snelheid over die 5 km niet het gemiddelde is van 6 km/h en 8 km/h (dus niet 7 km/h).


vrnrEen waaghals luistert met zijn oor op de stalen rails of er een trein aankomt.
a.Zoek in BINAS de snelheid van gelui in deze rails op. Je mag voor staal ijzer nemen.
b.Bereken hoe lang het duurt voordat het geluid bij de waaghals is als de trein 5 km bij hem vandaan is.


vrnrDe rolwrijving van een fiets is afhankelijk van diverse factoren.
Noem er drie en licht je antwoorden toe.


vrnrWaardoor gaat fietsen lichter als je je banden harder oppompt?


vrnrWaarom smeert een wielrenner regelmatig de ketting van zijn fiets?


vrnrOok schaatsers hebben veel met krachten te maken.
a.Op welk(e) moment(en) moet de wrijving tussen schaats en ijs klein zijn?
b.Op welk(e) moment(en) moet de wrijving tussen schaats en ijs groot zijn?
c.Welke kracht maakt de schaatser kleiner door diep door de knieën te gaan?


vrnrWesley beweert: ”Ik moet altijd trappen om op mijn fiets vooruit te komen. Om te bewegen is dus altijd een kracht nodig”.
Marit zegt: ”Je trapt alleen om de tegenwerkende krachten op te heffen”.
Leg uit wie er gelijk heeft.


vrnrEen ruimtesonde naar de planeet Saturnus is vijf jaar onderweg. De sonde bevat geen motoren en geen brandstof. Leg uit hoe dat mogelijk is.


vrnrHet diagram geeft de snelheid van een vallende regendruppel.
Er zijn twee perioden aangegeven.
ov028
a.Welk soort beweging heeft de druppel in de periode I?
b.Welk soort beweging heeft de druppel in de periode II?
c.In welke periode is de nettokracht op de regendruppel 0 N?
d.Waardoor beweegt de druppel in die periode met een constante snelheid?


vrnrEen rsceauto heeft een heel krachtige motor. Waardoor gaat hij bij plankgas toch niet steeds sneller?


vrnrEen meteoriet beweegt met een constante snelheid door de ruimte.
a.Wat geldt voor de nettokracht op de meteoriet?
In de buurt van de aarde neemt de snelheid van de meteoriet toe.
b.Welke aandrijvende kracht zorgt daarvoor?
c.Wat geldt voor de nettokracht in deze situatie?
In de dampkring van de aarde wordt de meteoriet sterk afgeremd.
c.Welke kracht zorgt voor die afremming?
c.Waardoor wordt deze afremmende kracht steeds groter?
c.Waardor schiet de meteoriet op een gegeven moment met een constante snelheid door de atmosfeer?


vrnrWaardoor kun je een kinderwagen die op je af komt wel tegenhouden en een locomotief met een even grote snelheid niet?


vrnrWaardoor heeft een vrachtwagen die 80 km/h rijdt een grotere remkracht nodig dan een personenwagen die 120 km/h rijdt?


vrnrWaarom vermindert een supertanker zijn snelheid al honderden kilometers voordat hij bij een haven aankomt?


vrnrWaarom geldt op sommige wegen een inhaalverbod voor vrachtwagens?
ov007


vrnrHet diagram geeft het verband tussen de afgelegde weg en de tijd voor een fietser.
Bereken de snelheid in de periode van 0 s tot 5 s.
ov039


vrnrJustine maakt een wandeltocht van 3,5 km. Ze loopt met een constante snelheid en doet er drie kwartier over.
a.Bereken de snelheid van Justine in m/s.
b.Maak voor de wandeling een v-t-diagram. Neem de tijd in seconden en de snelheid in m/s.
b.Maak voor de wandeling een s-t-diagram. Neem de tijd in seconden en de afgelegde afstand in meters.


vrnrHet diagram geeft van een Peugeot en een Opel het verband tussen de afgelegde afstand en de tijd. Leg uit welke auto de grootste snelheid heeft.
ov040


vrnrFatima maakt een fietstochtje. Het verband tussen de afstand tot haar huis en de tijd zie je in het diagram in de afbeelding.
ov041
a.Bereken haar snelheid in de eerste twee uren.
b.Wat doet ze in de periode van 2 uur tot 3 uur?
a.Wat doet zi in de periode van 3 uur tot 6 uur?
b.Bereken de gemiddelde snelheid van Fatima tijdens haar hele uitje.


vrnrEen sportwagen trekt vanuit stilstand regelmatig op en bereikt in 8 seconden een snelheid van 108 km/h.
a.Reken deze snelheid om in m/s.
b.Bereken de versnelling van deze sportwagen.


vrnrEen stoptrein heeft een snelheid vn 90 km/h. Om regelmatig tot stilstand te komen, heeft hi 20 seconden nodig.
a.Bereken de beginsnelheid van de trein in m/s.
b.Bereken de vertraging van de stoptrein tijdens het remmen.
b.Teken het v-t-diagram voor het afremmen van de trein.


vrnrGeef een voorbeeld van een zeer onregelmatige beweging.


vrnrHet diagram laat zien hoe ver een vertrekkend vliegtuig van het vliegveld verwijderd is.
ov026
a.Welke beweging maakt het vliegtuig in periode I?
b.Welke beweging maakt het vliegtuig in periode II?
c.Bereken de snelheid van het vliegtuig in periode II.


vrnrJe laat vanaf een brug een steen in het water vallen. De snelheid van de steen neemt elke seconde regelmatig met 10 m/s toe.
a.Bereken de versnelling van de steen.
b.Bereken de snelheid op t = 1 s, t = 2 s en t = 3 s.
c.Bereken de gemiddelde snelheid in de eerste, de tweede en de derde seconde.
d.Bereken hoeveel meter de steen aflegt in de eerste, in de tweede en in de derde seconde.
e.Teken het s-t-diagram voor deze vallende steen., Ga op de horizontale as door tot t = 3 s.
f.Hoe hoog is de brug, als de steen na 3 seconden het water raakt?


vrnrEen vrachtwagen rijdt met een snelheid van 72 km/h.
De reactietijd van de chauffeur is 0,8 s.
Ploseling ziet de chauffeur op 75 meter afstand een eendje oversteken.
De remmen geven een vertragijng van 4 m/s2.
a.Bereken hoeveel meter de vrachtwagen nog rijdt, voordat het remmen begint.
b.Bereken de remtijd.
c.Hoe groot is de gemiddelde snelheid tijdens het remmen?
d.Teken het v-t-diagram voor deze vrachtwagen.
e.Laat met een berekening zien of de vrachtwagen op tijd stil staat.


vrnrVeiligheidvoorzieningen beschermen je tegen de grote krachten bij een botsing: veiligheidsgordels, kreukelzone, valhelm, kooiconstructie, airbags en hoofdsteunen.
ov042
a.Waarom is de hele auto niet als kreukelzone uitgevoerd?
b.Waarom mogen bumpers niet te sterk zijn?
a.Waarom zijn autogordels vrij breed?
b.Waarom moet je na een val met je brommer een nieuwe helm kopen?
a.Leg uit waar de kreukezones zitten bij treinen en trams.
b.Hoe maakt men de remweg bij een botsautootje vrij groot?


vrnrBij een botsing werkt er een kracht van 12 000 N op de bestuurder.
De veiligheidsgordel tegen het lichaam van de bestuurder is 50 cm lang en 7 cm breed.
Bereken de druk die op de veiligheidsgordel werkt.


vrnrEen kogeltje van 3,0 gram komtmet 800 km/h uit een geweer.
Bereken de bewegingsenergie van dit kogeltje.


vrnrEen meteoorsteentje met een massa vn 0,05 gram nadert de aarde met een snelheid van 60 km/s.
Bereken de bewegingsenergie van dit meteoorsteentje.


vrnrDe bewegingsenergie van een honkbalknuppel bepaalt hoe ver de bal geslagen kan worden.
Leg uit wat een honkballer beter kan doen: een 20% zwaardere knuppel nemen of de snelheid van zijn knuppel met 20% verhogen.


vrnrBallonvaarders gooien zandzakken leeg om te kunnen stijgen. Waarom gebruiken ze geen bakstenen? Gebruik in je antwoord de termen zwaarte-energie, bewegingsenergie en remweg.


vrnrLicht beweegt eenparig.
a.Zoek in BINAS de lichtsnelheid in het luchtledige op.
b.Zoek in BINAS de afstand van de aarde tot de zon op.
c.Bereken met je antwoorden op a en b in hoeveel tijd het zonlicht de aarde bereikt.


vrnrWat gebeurt er met de snelheid van de auto als
ov033
a.er een nettokracht in de rijrichting is?
b.er een nettokracht tegen de rijrichting in is?
c.er geen nettokracht is?


vrnrDe diagrammen gaan over een wielrenner met een versnelde beweging.
ov031
a.Welke grafiek geeft de grootste versnelling aan?
b.Hoe groot is in elk diagram de totale snelheidstoename?
c.Hoe groot is in elk diagram de versnelling?
d.In welk diagram oefent de wielrenner de grootste kracht uit?


vrnrJe trekt met je fiets uit stilstand op. Je versnelt regelmatig, na 4 s bereik je een snelheid van 18 km/h.
a.18 km/h = ... m/s.
b.Bereken je versnelling tijdens dit optrekken.
c.Maak het v-t-diagram van deze bewegng.


vrnrHet diagram gaat over de sneljheid van twee auto’s.
ov032
a.Wat geldt voor auto 2 tijdens de eerste 2 seconden?
b.Bereken van elke auto de versnelling.
c.Waarom kun je niet zeggen dat de auto mer de grootste versnelling altijd de sterkste motor heeft?
d.Bereken de afstand die elke auto tijdens het optrekken aflegt.


vrnrAls je fietst, werkt op jou en je fiets een wrijvingskracht.
a.Waardoor ontstaat deze kracht?
b.Noem twee manieren om deze kracht te verkleinen.


vrnrEen Peugeot 206 wordt met verschillende motoren geleverd: sterke en minder sterke.
a.Leg uit wat het voordeel van een sterkere motor is bij inhalen.
vrnrOp vakantie huur je een Peugeot 206 om op bergweggetjes te rijden.
Op die weggetjes kun je maar 40 km/h rijden.
b.Leg uit of je de auto met de sterke of de minder sterke motor huurt.


vrnrBereken de zwaarte-energie van een piano van 500 kg op een hoogte van 12 m.


vrnrPiet brengt 500 bakstenen van 2 kg naar een steiger op de derde etage.
Faoud brengt tien zakken cement van 40 kg naar de vijfde etage.
Beredeneer wat meer energie heeft gekost.


vrnrBereken de bewegingsenergie van een papieren vliegtuigje van 5 gram dat met een snelheid van 3 m/s wordt weggegooid.


vrnrEen vliegtuig met hulpgoederen vliegt op een hoogte van 100 meter. Er worden zakken rijst van 50 kg naar beneden gegooid.
a.Hoe groot is de zwaarte-energie van een zak rijst in het vliegtuig?
b.Hoe groot is de zwaarte-energie van een zak rijst als deze de grond raakt?
c.Tijdens de val wordt de zwaarte-energie steeds ... (kleiner/groter) en de bewegingsenergie steeds ... (kleiner/groter).
d.Bereken de snelheid waarmee de zak de grond raakt.